Stadsdichter 2016-2019
Wietse Hummel
Van 28 januari 2016 tot 3 februari 2019 was Wietse Hummel de stadsdichter van Harderwijk
Hij is geboren op 8 augustus 1959 in Harderwijk. Toen hij een paar maanden oud was verhuisde het gezin naar Marknesse in de Noordoostpolder. Toen Wietse 20 jaar was verhuisde hij zelf naar Elburg en in 1983 kwam hij terug in Harderwijk.
Wietse schrijft ook verhalen en columns. Voor meer informatie over zijn werk kunt u terecht op zijn weblog www.eenwitz.com.
Stadsgedichten van Wietse
Testament
Ze waren nog ergens blijven liggen
woorden die nog even nergens op slaan
vergelijk het maar met voorraad dromen
die na het ontwaken vergeten zijn
maar ze zijn er in voegen en naden
van door mij bewierookte paden en
nagelaten stadsmuren die nieuwe
nagemaakte idylle omarmen
er doen zich vreemde scenes voor wanneer
we de stad een gezicht willen geven
het aanschijn van een aha-erlebnis
is soms verlopen dan weer opgemaakt
erfenissen blijken replica’s van
replica’s te zijn van oude mythen
opgetekend op het papieren wit
naar verborgen onbeschreven mores
vale plafondschilderingen worden
tatoeages met zeemansverhalen
in schepen van oude kerkgebouwen
zo is het dus en verder niet anders
elk verhaal kent zijn eigen metafoor
om het gekoesterde vast te houden
we poetsen ons geloof en zekerheid
op tot bronzen onsterfelijkheden
hadden we die niet ooit naar beneden
gehaald van hun vernielde voetstukken?
Is er wel plaats voor gebeurtenissen
geketend in de kerkers van schaamte?
alles komt ineens samen in het hof
van verleiding en besluiteloosheid
we zijn slechts passanten en voetnoten
op de brug tussen hoogmoed en zelfspot.
Harderwijk, 3 februari 2019 – Afscheidsgedicht van de stadsdichter
Hun bankje
Elke week komt hij even
het leven met haar doornemen.
Zittend bij haar
is er geen dood.
Zijn gedachten strelen haar
en dialogen houden hen jong.
Het houten bankje
is nu hun nieuwe canapé
van het samenzijn,
door weer en wind.
De oude staat nog thuis
die kan niet mee
als hij elke week bij haar is.
Harderwijk, 18 januari 2019
Soms zijn kleine berichten over persoonlijk verdriet aanleiding om een gedicht te maken. Op initiatief van Pieter Stroop van Renen, Stadsdichter Gouda, hebben ongeveer 18 stads- en dorpsdichters een poëtisch protest geschreven aan gemeente Stadskanaal. Die gemeente wil een bankje van de begraafplaats weghalen waarop de 87-jarige Lucas Meijer al zeven jaar weent om zijn vrouw. Ons poëtisch protest heeft de landelijke media gehaald.
De regenboog werd zwart wit
In de vijver van verdraagzaamheid
was een bom gevallen
in één pennenstreek
herleefden vrome kruisvaarders
hun tocht naar hun veilige land
in de tuin van verscheidenheid
was met gif gesproken
in één adem
verschraalde leven en verschoot
het loof van kleur
op de brug tussen
oevers van onbereikbaarheid werd
de regenboog weer meedogenloos
zwart wit.
Harderwijk, 7 januari 2019
Statement tegen Nashville verklaring
Na het aftellen
Waar begin ik? goed er zijn afspraken
buiten mij om gemaakt over ritme
ik ben slechts een passant en moet meedoen
als ik dat niet doe heet dat verspilling
hoe kan ik tijd krijgen? of vasthouden?
wanneer wordt het uiteindelijk mijn tijd?
tijd heeft vleugels en ik kan niet vliegen
als eenmaal aftellen gaat beginnen
we gaan en slaan het daglicht om ons heen
en kunnen nog altijd terugkijken
wereld van gisteren stort langzaam in
sterren staan goed sluit even de ogen
er is geen maat om opnieuw te starten
tijd zit alleen maar in onze hoofden
laten we daarom afspreken dat we
vanaf nu voortaan tijd mogen morsen.
Gelukkig nieuwjaar!
Harderwijk, 6 januari 2019
Jan Besselsen
Hij was eigenlijk een sprookjesfiguur
zo maar uit de schoot van moeder aarde
jutter aan de randen van het leven
stapelaar van de roest der romantiek
hij was de fanfare die voorbijliep
met het levenslied op de achtergrond
de straten aftastend en luisterend
naar de woorden die werden weggegooid
hij was de pijp die de levenslessen
krullend en nadenkend de lucht inblies
een tovenaar midden in het decor
van oude herontdekte voorwerpen
hij was eigenlijk een sprookjesfiguur
onsterfelijk in onze gedachten
de avonturen als zijn testament
ons met verwondering achterlatend.
Harderwijk, 19 december 2018
Stadsgedicht n.a.v. het overlijden van de markante Harderwijker Jan Besselsen. Hij was bekend als stadsjutter.
Voor Harderwijk
Jij hebt mij nog lang niet wegwijs gemaakt
in jouw diepste ziel en verheven zeden.
Ik heb dat, het spijt me, ook vermeden
en ben in mijn twijfel verstrikt geraakt.
Hoe jij daar zo vilein schoonheid ontvouwt
en mij met jouw nonchalance verteert.
Ik ben slechts een passant die jou begeert
en zelfs zijn geheimen je toevertrouwt.
Soms als zomerdagen gaan aanmeren
aan wenkende kades van het bestaan,
laat jij mij in jouw vesting verkeren.
Maar roept het water jou bij mij vandaan
besef dan dat ik het tij kan keren,
zodat jij je weer met mij kan verstaan.
Harderwijk, 24 november 2018
Liefdesverklaring aan mijn stad in sonnetvorm. Opgedragen tijdens het Groot Stadsdichtersgala in Gouda.
Levenslang gehalveerd
Hij blies de Brabançonne als afscheid,
de locomotief daarna de aftocht
stoom interneerde smart op het perron
terwijl zij tranend wolken uitzwaaide
ondanks de vrijheid bleef hij gehalveerd,
niet meer door prikkeldraad maar een vaarwel
zij had hem voorgoed moeten laten gaan,
een roep om zijn naam stierf in het gefluit
de miniatuursoldaat, nu op schaal,
is veel kleiner dan verliefdheid ooit was
ook hij zoekt vergeefs op de maquette
hun dagelijkse wanhoop bij de poort
als blikken elkaar kruisen zal weerzien
slechts een replica zijn van het toeval
opgesloten door de herinnering
gaan ze voor altijd gehalveerd verder.
Harderwijk, 24 november 2018
Stadsgedicht tgv herdenkingsplechtigheid ‘Honderd jaar einde van het Belgische interneringskamp Harderwijk 1918 – 2018’. In het Stadsmuseum Harderwijk staat een maquette van het interneringskamp van toen.
Als jij paling eet
Als jij paling eet
doen jouw ogen mee,
jouw lippen glimmen
hoe je afgestroopte huid looit
tot sculpturen perkament
(stilleven van resten goud)
hoe je ongeduld
weet te fileren
(hemel los van aarde)
hoe je telkens
jouw handen invet
(onverzadigd ritueel)
hoe jouw zucht smaak
op jouw tong verraadt
(de vinger Gods)
hoe jouw mondhoeken tranen
en je zuigend laat snikken
(bekoring tot op het bot)
hoe jouw lippen glimmen
en jouw ogen meedoen
als jij paling eet.
Harderwijk, 10 november 2018
Stadsgedicht tgv opening nieuwe palingrokerij en – museum Van de Berg Harderwijk
Kom!
Kom aan boord
in het ruim van devote klanken
en opgelapte rituelen.
Laat je meevoeren
langs stadsmuren
door zuiderzeeballades.
Stuur met het roer
jouw gedachten
weids over ingetoomde tij.
Kom door poorten
van opgekuiste woorden
die de stad nimmer verlaten.
Betreed het opgepoetst vernis
van pleinen
met oude namen.
Proef kruiden
van stil genot en laaf je
aan een uitgestelde roes.
Kom naar de roep
van verbeelde mythen
en bewaarde kronieken.
Speel de hoofdrol
op het podium
van geveinsde anekdotes.
Laat je dag en nacht verleiden
op terrassen
van de romantiek.
Kom naar de kades
met uitgezwaaide hoop
en aangemeerde handel.
Haal het visnet op
met gepekelde verhalen
en laat die niet door mazen gaan.
Stop ze in archieven
van morgen
en denk vandaag verder niets.
En kom!
Kom!
En blijf!
Harderwijk 29 september 2018
Stadsgedicht t.g.v. welkom nieuwe inwoners
Gaten
Je vertelde me over jouw bezoek,
eerder die dag
had je etensresten
op jouw jurk geprint
als een menukaart achteraf
ik zag je naar buiten zwaaien,
‘weet je wuivende bomen
zijn diepgewortelde dialogen’,
jij lachte toen hard
en haalde schouders op
ik zie mij in jouw hoofd ronddwalen,
als jouw kind
besef ik dat ik morgen nog heb
en in jouw monologen
word jij steeds jonger
je vertelde me over jouw bezoek,
morgen ook weer
zie ik jouw driegangenmenu,
‘had ik toch gezegd?
weet je dat niet meer?’
patronen gaan weg maar jij blijft zitten
en ik val in gaten,
als jij weer naar buiten kijkt
ben ik het die zwaait,
niet de bomen.
Harderwijk, 21 september 2018
Stadsgedicht t.g.v. de opening van de Week van de dementie.
Monumentaal besef
Sluit de ogen.
Op het Muntplein fantaseert Rimbaud
vaal versteend over zijn zwerversmuze
en in zijn toren luistert Linnaeus
zijn verblijf op met een tijdloze blik.
Uit het werfdepot marcheren
bevelen langs gevels echoënd weg
als een vloot met Hanzewaren
de stad met toeristen bevoorraadt.
De bokking is ingezout als
verbale smaakmaker.
en bullen van promotie
zijn vertaald in visserslatijn.
Het onverwachte wordt de vreugde
voor de archeoloog van morgen.
De verbeelding is op zich al
monumentale nostalgie.
Open de ogen!
Harderwijk 8 september 2018
Stadsgedicht t.g.v. de Open Monumentendag 2018
Kiekmuur (voormalig bastion)
Toen het bastionblok verdwenen was
en ogen van woede blind de pijlen
doelloos afvuurden op ons geheugen
liet het ‘Bolwerck in den Zee’ zich toch zien.
Het ‘Rondeel ter Zeewaerts’ als bastion
tegen vijanden en stormen uit zee
is nu een uitkijk op het Waterfront,
nieuwe verdedigingsmuur van de stad.
Op de havenhoofden ‘kieken’ vissers
naar vloten heldhaftige verhalen.
Aan de voet van wat eens een toren was
wordt de idylle gulzig opgevist.
Harderwijk, 7 september 2018
Stadsgedicht tgv onthulling het voormalig bastion Kiekmuur aan de kop van de Boulevard. Het gedicht sluit aan op een eerder stadsgedicht van mijn hand ‘Het verdwenen bastionblok’.
Visioen buiten de vesting
Feestgedruis overstemt stadsmuren,
geschiedenis is niet hoog genoeg,
blijft poreus en brokkelt af.
Vogels zingen zoals ze vliegen.
De avond baadt in het Wolderwijd,
verkoeling hallucineert.
Uit haar kelders verleidt zij mij, de stad,
en ik ga overstag,
trek buiten de vesting
de voordeur dicht,
de nacht in.
Ik loop door de oude Donkerstraat
naar pleinen van vertier.
Onder schuimend gejoel
tonen bronzen huiden
witte tanden van het bacchanaal
De Markt begroet me,
vraagt mij waar ik bleef.
Maar ik loop alleen
over het ritselend vloerkleed
van mijn dakterras,
heen en weer.
Harderwijk 1 september 2018
Gedicht uit de verzamelbundel ‘Stadsgedichtenbundel 2018. Stadsgedichtenwedstrijd
Nederland en Vlaanderen’.
ISBN 978-94-92411-3-8
Een tijdperk in scène gezet
Soms groeit spel uit rebellie
en worden er scènes gemaakt.
Casting wordt een voorstelling en
de antagonist komt op.
Op het podium treedt hij uit
zijn eigen roepende schaduw.
Maar hij kan net zo goed zij zijn
en andersom in dat decor.
Ook de protagonist verhult
zich achter schmink van verwarring.
Het publiek laaft zich aan het spel
van strijd, intriges en kolder.
Theaterwerkplaats Harderwijk
is een tableau van tweeduizend
jaar plots, scripts en scenario`s
in moderne mise-en-scènes.
In de Kapel, Cultuurkust en
op pleinen gronden spelers hun
fantasie op taal en dictie,
de stad zindert als podium.
Harderwijk, 22 juni 2018
Stadsgedicht t.g.v. het 25 jarig bestaan van Theaterwerkplaats Harderwijk.
En het mes werd penseel
Nog altijd priemend overeind
wacht de toren van Linnaeus,
inmiddels zelf door tijd gewond,
om de snijkamer te kerven.
In de Hortus Botanicus
wortelt de Gingko Biloba
onverstoorbaar naast de kweekplaats
van geboren sterfelijkheid.
In dát laboratorium,
van de schilder, worden vetes
tot kleurrijke scenes gekookt,
herkenbaarheid broeit als vanouds.
In het vergeten theater
van de oude anatomie
kijken bezoekers ook nu naar
tentoongestelde lichamen.
Maar thans worden niet meer messen
maar penselen in bloed gedoopt,
om onze tekortkomingen,
al spottend, open te leggen.
Harderwijk, 25 mei 2018
Stadsgedicht tgv de opening van het Marius van Dokkum Museum in de voormalige snijkamer.
De zorg voor elkaar
Op de leer van Pius en Boerhaave
en op de vruchtbare bron van Salem
aanschouwde de orde van verpleging
herboren levenslicht, het St Jansdal.
Neergestreken duiven op de wijzers
richting hoop, vrees en geduld verbeelden
zorg, liefde en geborgenheid. Net als
de vijf granitovingers om kristal.
Een vissersvrouw kijkt uit naar redding maar
hier wacht zij op de aandacht van dichtbij.
Een lelie op het droge blijft in haar
onschuld bloeien alsof zorg tijdloos is.
Ergens wordt een omgeving blauw verlicht.
Iedereen alert. Sirenes schreeuwen.
En in het hospitaal worden bedden
opgemaakt, gastvrij en gestreken fris.
Het uitzicht wacht om bewonderd
te worden, terwijl de zieke in
zichzelf is gekeerd. In afwachting van
de grote ingreep. Hij voelt zich heel klein.
Tegenover hem kijkt een lotgenoot
onder een deksel van een avondmaal.
Driegangenmenu wordt in één keer
geserveerd, aan bed en zonder wijnkaart.
Aan de beademing aarzelt de angst
in uit in uit een levensritme en
een infuus pompt een droom verdoofd via
de katheters de werkelijkheid in.
Een thermometer peilt het ongeduld
om naar huis te gaan. Gastvrouwen zwaaien
uit en Placebo zingt een afscheidslied,
ongemerkt helend voor wie binnenkomt.
Bordeauxrode boeidelen omlijsten
al dertig jaren lang barmhartigheid,
waar bestemming wordt geboren maar niet
aan eigen lot wordt overgelaten.
Harderwijk, 12 mei 2018
Stadsgedicht over ziekenhuis St Jansdal dat in 2018 30 jaar bestaat. De duiven, vissersvrouw en vijf granitovingers om kristal verwijzen naar de kunstwerken op het terrein van het ziekenhuis.
Mijmering aan de Boulevard
Eerst waren er dromen, maar ingeblikt,
die zijn nu uiteindelijk uitgepakt.
Nostalgie haalt nieuwe bruggen op aan
de kop van de Boulevard als daarna
waan van de dag naar Walhalla flaneert.
Vermaak deint aan trossen van zekerheid:
het zilte monster wenkt en dreigt niet meer.
De Vischmarkt verkoopt verhalen die ze
zelf ooit als handelswaar uitgestort kreeg.
De twee eilanden drijven slaperig
als zeedieren en een vloot van schik vaart
in afgegraven vaargeulen voorbij.
Robben bulken en walrussen fluiten
naar ons en hun roep versterft in de wind.
Een zonsondergang verkleurt geuren van
zoet water, schuimend bier en avondmaal,
terwijl op terrassen bronzen huiden
zwoele zomeravonden bezingen.
Waar razernij aanspoelde, bakent nu
in hemelse kleuren een koggeschip
met het bastion verdekt op de loer.
Harderwijk, 26 april 2018
Stadsgedicht t.g.v. heropening Boulevard Harderwijk
Rietmeen recycled
Op het netvlies komen de verhalen
over de vergeten gemeentewerf
weer even in het voorbijgaan terug.
Ooit werd kerst daar elk jaar versnipperd tot
geur van hars en romantiek, terwijl die
nu in een kerstbomenhotel verblijft.
Vertier begint langzaam te wortelen
op de opnieuw ontgonnen stadsgronden.
Seizoenen planten en oogsten kalm en
kleurrijk de kringloop van de stadsmoestuin.
De snelweg verderop zoemt als voorspel
het mirakel in het bijenverblijf.
Waar het leven in banen wordt geleid,
speelt het labyrint met onze fictie.
Zelfs in het najaar vlinderen onze
verlangens op blote voetenpaden.
Op de bouwspeelplaats zijn luchtkastelen,
er is geen onvrede maar ontmoeting
tussen bewoners en nieuwsgierigen.
Iets herinnert nog aan de oude werf,
het geborgen en tevreden gewoel
in de moederschoot van onze natuur.
Harderwijk, 4 maart 2018
Stadsgedicht ter gelegnheid van het tweejarig bestaan van het stadsontmoetingstuin Rietmeen, op één van de voormalige gemeentewerven tussen de wijken Stadsdweiden en Drielanden.
Een begin is er
Er is een droom waarin een bastion
tevoorschijn komt als een bolwerk
tegen dreigende zondagsnering.
Verbeten treurspeldialogen
sneren over en langs elkaar heen,
in een arena als podium.
Een ballet van stervende zwanen,
deint in het virus van overmoed.
Een requiem over zeeverhalen
echoot over afgegraven oevers
langs de Boulevard van nieuwe dromen.
Een traan blinkt bevroren zonder zich echt
te laten gaan en het wordt donker.
En dan spatten zonden en schaamte
als vonkenregen uiteen boven
een nachtelijke uitbundigheid.
Ze stonden op springen toen de poorten
naar de nieuwe tijd openzwaaiden.
De stad laat zich zien in gloeiende
vreugdevuren als voorbeden op weg
naar het levenslicht met nieuw elan.
Het oude jaar buikt uit in een nieuw en
als dampen afkoelen tot flarden dauw,
die als een deken onze slaap omhult,
houden watervogels beschut de wacht
onder de brug bij de Diepe Gracht.
De horizon aan het Wolderwijd wil
zich nog lang niet laten wekken.
Maar het gaat langzaamaan beginnen.
Harderwijk, 14 januari 2018
Stadsgedicht aan het begin van het nieuwe jaar, voorgedragen tijdens nieuwjaarsreceptie van literaire kring Apollo. In de eerste strofe wordt teruggeblikt op een aantal gebeurtenissen in het afgelopen jaar: het verdwenen bastionblok bij werkzaamheden Waterfront, de discussies over koopzondag en over de stad als podium en de voortgang van het theater, de vogelgriepvirus dat een aantal zwanen trof en de afronding van de nieuwe Boulevard.
Soli Deo Gloria
Vanuit de bron in Wittenberg,
op de grens van twee werelden,
klemde en broeide de kerkleer.
Luthers disputatio
waaierde als een pelgrimstocht
over het landschap van aflaten.
Van de Hongaarse kroon
tot aan de robuuste zeeberen
langs de Zuiderzee.
Hier, waar negotie promotie
overleefde en protestantisme
over grenzen ging, en daar,
na de slag bij Mohács, kregen
de vijf sola’s voeten aan de grond.
Dat alle eer aan God werd toegekend
kiemde in de genen van vrome
Hongaren en Harderwijkers.
Harderwijk, 13 november 2017
Stadsgedicht ter gelegenheid van ‘Rondetafelgesprek vijf eeuwen Hongaarse reformatie’. De vijf sola’s zijn vijf Latijnse stellingen die tijdens de reformatie geformuleerd zijn als kernpunten van het protestantse geloof. Soli deo Gloria is één daarvan en betekent ‘Alle eer komt aan God toe’.
Hospice Jasmijn
Hier in de stilte wordt het leven voor
de laatste maal op handen gedragen.
Herinneringen worden gestreeld als
een bede voor een naderend afscheid.
Ooit gaf de moederschoot leven om dat
uiteindelijk te laten bloeien in
de treurzang van een bevrijding en in
de cocon van de vergankelijkheid.
De laatste adem wacht nog even om
een loutering langzaam uit te stellen.
Op het ledikant van lijdzaamheid wordt
het leven onafwendbaar uitgezwaaid.
Harderwijk, 26 oktober 2017
Hospice Jasmijn, gehuisvest in de locatie van Verpleeghuis Sonnevanck, bestaat dit jaar 12,5 jaar. Voorgelezen tijdens lichtjesavond.
Het verdwenen bastionblok
Het was ineens weg, alsof een vijand
de kans had waargenomen om een muur
te slechten. Tijd brokkelt aan verleden,
maar de resten blijven aan ons leven
kleven.
Als een stilzwijgend geweten.
We zien met lede ogen verbeelding
met pek en veren ingesmeerd worden
als gedagvaarde in een oude tijd.
Is het gezonken in lethargie of
is een laatste rest van ons fundament
ruw vervreemd, als vissers die voorgoed door
een verwoestende zee verdwenen zijn?
Aan de voet van getekende leegte
vuren ogen van verbijstering en
overgave doelloos en blind pijlen
naar het bastion van ons geheugen.
Harderwijk, 15 september 2017
Stadsgedicht n.a.v. een bericht over het verdwenen historisch bastionblok tijdens werkzaamheden bij Boulevard en Waterfront.
Vissersleed
Verdriet versteent, het kan ook niet anders.
Het kristalliseert tranen van de zee.
De zee die wrakken hoop laat aanspoelen
aan de voeten van woede, pijn en angst.
Kijk naar de grauwe vissersvrouw met kind.
De vrouw tuurt naar het noodlot dat dood heet.
Het kind zoekt houvast aan de kwetsbare
omarming van wanhoop en berusting.
Waar eens verlangen werd ingelost voor
leven, liefde en lust en zondagsrust,
en waar het bestaan zich alleen maar kon
herhalen, is nu het tij ingedamd.
Alleen een krijsende meeuw en botters
van plezier, dansend op de golven van
nostalgie, voeren ons naar gedachten
die voor altijd op zee zijn gebleven.
Harderwijk, 10 juni 2017
Stadsgedicht ter gelegenheid van de jaarlijkse herdenking van vissers die in het visserijverleden op zee gebleven zijn. Bij het beeld van de vissersvrouw met kind.
Boeren, burgers en buitenlui!
Van heinde en ver weerkaatsen mythen
voorbij kantelen van het verleden.
Uit de diepten van folklore komen
aangekondigde herinneringen.
Een aanhef wekt de nieuwsgierigheid van
brave boeren, burgers en buitenlui.
Ceremonieel worden boodschappen
herautisch bezongen in blauw en geel.
Tussen mozaïeken van verhalen
en het marmer van de tijd klinkt het nieuws
brutaal, ongeschonden en heroïsch
in straten, stegen en stadsverblijven.
Waar nu het nieuws zich ineens opdringt, ging
het toen als lopend vuur van oor tot oor.
Wat rest is de verbeelding van stille
getuigen en overleveringen.
Harderwijk, 8 juni 2017
Stadsgedicht ter gelegenheid van de installatie van Cas Hofstee als de nieuwe Stadsomroeper/Stadsgastheer van Harderwijk.
De hoop herrezen
Slag na slag vermaalt het nieuwe gilde
molenaars verhalen in het luiwerk.
Als Don Quichots vechtend tegen reuzen,
die werkloos wieken ten hemel heffen.
Waar ooit vissers werden uitgezwaaid door
armen van de oude Hoop staat nu
versteend een vissersvrouw op uitkijk
bij smeulende herinneringen.
De Hoop herrees als Feniks uit de as,
steen voor steen in een tweede leven.
De kades zijn inmiddels verplaatst
met uitzicht op de nieuwe bakens.
Het gevlucht met de fokwieken en
de remkleppen wacht op een schouwspel.
Het kraakt opnieuw als de molen zich
naar de taal van romantiek laat kruien.
Harderwijk, 31 mei 2017
Stadsgedicht ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van de molenstichting De Hoop in Harderwijk. Vrijwilligers en sponsoren hebben het destijds mogelijk gemaakt dat de molen opnieuw werd gebouwd aan de Vissershaven.
Huszár en De Stijl
Waar draait het om,
vorm, kleur of dynamiek?
Figuren die schaatsers worden,
achtergronden die verdwijnen?
Als orde geometrisch beweegt
wat is dan stilstand?
Stilstand wordt beweging,
zoals ooit Herz Huszàr werd
rechthoeken vervolgens kleur kregen,
schilderkunst architectuur werd,
Boedapest tenslotte Hierden
en leven dood.
Beeldende compositie als
stilistische verandering en
vlakken die in elkaar grijpen, worden
een beredeneerde verhouding.
Esthetische beschouwing met
stijlgenoten klinkt als echo door:
‘Als wij elkaar niet goed begrijpen
hoe moet het dan met het publiek gaan?’
Zou dan een stijlbreuk daadwerkelijk
tot andere visies leiden of
een afrekening met De Stijl,
om in essentie te eindigen
als ‘de grote onbekende’?
Object, doek en palet,
daar draait het om.
Harderwijk 20 mei 2017
Stadsgedicht ter gelegenheid van de opening van de expositie ‘Huszár van De Stijl’ in het Stadsmuseum Harderwijk in het kader van de landelijke viering ‘100 jaar De Stijl’. Vilmos Huszár was één van de oprichters van De Stijl, geboren in Boedapest en overleden in zijn laatste woonplaats Hierden. Eén van zijn bekende composities heet ‘Schaatsenrijders’. Hij werd ‘de grote onbekende’ van De Stijl genoemd. In de laatste fase van zijn leven liep zijn gezichtsvermogen sterk achteruit. Hij gebruikte op het laatst drie brillen: één om zijn onderwerp te kunnen zien, één voor het doek en één voor zijn palet.
Net als hun eigendommen
Ze waren verdreven van huis en haard,
net als hun eigendommen.
Die werden opgeslagen,
maar dan tenminste nog in
hun eigen synagoge.
Zij kregen een bestemming,
net als hun eigendommen.
Wat vertellen gevels
als bewoners verdwenen zijn?
Wat zijn goederen waard
als deze in bewaring blijven?
Waar begint de verbeelding
als levens in zwart-wit blijven stilstaan?
Niet hun onschuld maar ons zwijgen
is ongemerkt geportretteerd.
Alsof zij nooit zijn opgehaald,
net als hun eigendommen.
Namen als Härtz en De Lange
blijven voorgoed in gedachten,
net als hun eigendommen.
Harderwijk, 23 maart 2017 – Stadsgedicht ter gelegenheid van de onthulling van de fotowand in De Oude Synagoge over het leven Joodse Harderwijkers voor de Tweede Wereldoorlog.
Van Vittepraetje tot voedselbank
Kordaat, kort maar kalm wandelt ze
het podium van het erfgoed op.
Ze zoekt houvast in het verleden
en kronieken lopen achter haar
aan als ongeschreven verhalen.
Ze duikt in de vondsten die open
worden gelegd als ons historisch
geweten en ziet met verwondering.
Ze moet weet hebben van armoede,
van schaarste en geschiedenis.
Haar gedrevenheid bekommert zich
om machtelozen en stille
getuigen in hun broze weerstand,
van Vittepraetje tot voedselbank.
Harderwijk, 17 februari 2017 – Stadsgedicht ter gelegenheid van de verkiezing van Matty Moggré als Harderwijker van het jaar 2016.
Een zwerver in memoriam
Zijn gedachten en beelden wezen hem
de weg in het doolhof van zijn domein.
Soms vertederend en soms heldhaftig,
eenzaam tegen zijn eigen windmolens.
Het park, randen van de binnenstad en
de buurtsuper vormden een platform voor
naamloze gedachten. Hij praatte niet
tegen muren, maar dovemansoren.
Hij zong, declameerde en riep op tot
een nieuwe wereldorde, zijn orde
en zijn raspende stem stal de argwaan.
Hij speelde, schreeuwde en huilde om zijn
onmacht, dat hij zijn razernij niet wist
te bezweren tegen zijn plaaggeesten.
Harderwijk, 11 februari 2017
Stadsgedicht naar aanleiding van het overlijden van Jan Alferink. Hij was een markante zwerver in Harderwijk.
Dwaallicht in donkere dagen
Op de gevel van het oude Stadhuis
schuiven cirkels fluorescerend
en speels over de voegen tussen
oude versteende kronieken.
Uitgelicht op het stadsstrand wacht
het meubilair op de naakte nacht.
Over de stad waaiert het kustlicht
maar de tijd heeft het vastgezet.
Uit kelders van het Kerkplein banen
bundels neon hun weg tussen
monumentale stramme takken.
Bij de Hortus zijn zwerfkeien
komen aanrollen en verlicht
verraden kleuren het tijdsverschil
tussen nostalgie en realiteit.
Een leeuw is door spotlicht getemd
totdat de morgen hem weer wekt.
In het klooster groeit een vlinderboom
van origami tot aan de hemel.
Pacman slaat al spelend een schietgat
in de stadsmuur van de Smeepoort.
Voor de donkere lambrisering
van het Randmeer haalt het Plantagepark
mondiale stillevens binnen.
Landschappen van mist en damp in
rode en blauwe gloed laten mij
hun gevoelstemperatuur zien.
Leunend tegen een stam schijnt een vrouw in
roze verdekt tussen groene loten.
Alles is spiegelend vastgelegd
op celluloid van bevroren water.
De nacht hallucineert in dwaallicht.
Harderwijk, 21 januari 2017
Stadsgedicht ter gelegenheid van het lichtfestival WAUW! in Harderwijk op 20 tot en met 22 januari 2017.
Janny Klein
Het is plotseling stil en de straten
van de verhalen zijn verlaten nu
zij het boek heeft gesloten en nu zij
het doek eerbiedig heeft laten vallen.
In vertwijfeling blijven de woorden
ineens treurig wachten om te worden
beetgepakt, beproefd en uitgesproken
maar ze liggen er nog, onaangetast.
Een jonkvrouw van de taal heeft berustend
haar laatste woorden meegenomen in
haar reis naar de plekken die alleen in
onze gedachten tastbaar zullen zijn.
Zoals medeklinkers rolden over
paden van levensverhalen, omrand
door open klanken. Zoals gedichten
zich door haar timbre lieten voordragen.
Aan de horizon klinkt een elegie,
die met elke noot hoopvol wordt bewaard
in de laden van onze koestering.
Wij herdenken haar nu in stilleven.
Harderwijk, 19 december 2016
Stadsgedicht ter nagedachtenis aan Janny Klein. Zij heeft samen met haar echtgenoot Jan Klein veel betekend voor het culturele leven in Harderwijk. Zij overleed op 10 december 2016 op 77 jarige leeftijd.
De vluchteling
Hij ziet zich gadegeslagen met de
argusogen van onverschilligheid.
Het afscheid dat hem het laatst had omarmd
jaagt hem nu langs niets ontziende paden.
De horizon vernauwt zich tot een schuw
en onzeker lot. Met elke stap loopt
hij verder van zijn waardigheid vandaan.
Eenzaamheid loopt gemeenzaam met hem mee.
Is hij bij voorbaat geïnterneerd in
angst net als zijn Belgische lotgenoot
vroeger, ook gemankeerd, buiten ons zicht?
Of huist er in ons de barmhartigheid,
waarin bad, bed en brood vanzelfsprekend
zijn en waar hij genoegzaam wordt onthaald?
Harderwijk, 13 december 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de komst van asielzoekers in Harderwijk met een verwijzing naar de aanwezigheid van het interneringskamp voor Belgische vluchtelingen tijdens de 1e wereldoorlog 1914 – 1918 in Harderwijk.
The refugee
He is watched with a mixture of
suspicion and indifference, haunted
by the warm embrace of his farewell
as he walks down these ruthless roads.
Ahead horizon that narrows to
a shy and an uncertain fate, every step
takes him farther away from his dignity.
Loneliness accompanies him on his path.
Has he been detained in advance, out of fear,
like his Belgian partners in misfortune in the past,
whose suffering was kept out of sight?
Or do we instead have a sense of humanity,
in which a bath, bed and bread is a given,
and where he is welcomed with open arms?
Harderwijk, 13 december 2016
City poem on the occasion of de arrival of refugees in Harderwijk with a reference to the presence of Belgian refugees in Harderwijk during World war I 1914 – 1918. English translation edited by Mariëtte Hummel.
Pen tegen monddoodverklaring
Vraag me niet met het mes op de keel mijn
woorden het papier te laten raken.
Vraag me niet de gedachten te laten
martelen in kamers van mijn vrijheid.
Maar vraag me naar inkt die ik wil laten
vloeien met het ritme van mijn adem.
En vraag mij naar mijn mededogen
die ik laat tonen als juist mijn pen bloedt.
Dan schrijf ik, mij veilig wanend, bevrijd
voor degenen die openbaar monddood
zijn verklaard en die zich achter tralies
van onze onwetendheid verschuilen.
Dan spreken de namen op de gevel
van de Oude Synagoge weer tot
de verbeelding, namen die het verdriet
liet zwijgen in onze realiteit.
Harderwijk 10 december 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de schrijfmarathon Amnesty International in de Oude Synagoge van Harderwijk. Op een steen aan de gevel van de synagoge staan de namen van Joodse inwoners van Harderwijk die de Tweede Wereldoorlog niet hebben overleefd. Voorgedragen tijdens de dag van de mensenrechten.
De infanterist
Ooit was hij daar, aan de poort, wachtlopend
paraat voor dingen die voorbijgingen.
Hij herinnert zich gehelmde dromen,
wanneer verlangen op bivak verbleef.
Hij was thuis in de ‘nieuwe kazerne’,
waar ooit Belgische vluchtelingen en
ook Duitse bezetters ingekwartierd
waren, voordat hij er zich liet scholen.
De discipline laat zijn gedachten
weer op appèl verschijnen als heimwee
eenmaal in uniform is gestoken.
Een monumentale replica van
de soldaat is uit zijn basis gestapt,
uitgezwaaid door en op oude maten.
Harderwijk, 11 november 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de officiële onthulling van het infanteriemonument op het terrein van de voormalige kazerne Jan van Nassau, in de volksmond eens ‘de nieuwe kazerne’ genoemd . Dit gebouw, honderd jaar oud, is inmiddels gerenoveerd tot een appartementencomplex.
De beeldenstorm
Toen de reformatie kerken scheurde
en de Spaanse koning verzet ervoer,
werd de verbeelding uiteengeslagen,
namen geloofsgroepen posities in.
Toen de mandenmaker Jan Arentz in
het Minderbroedersklooster de beelden
van hun voetstuk haalde, werden deze
heiligdommen tot laster gehouwen.
Inmiddels heeft onze schaamte fresco’s
ontdaan van rigide censuur en is
de storm achter de stellingen geluwd,
al blijft onwetendheid latent in beeld.
In ons hoofd stormen beelden van vroeger,
nu en later na en zijn wij zelf, nu
openbaar, zwijgend een mondiaal tribunaal
als destijds Alva’s Raad van Beroerten.
Harderwijk, 5 oktober 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de herdenking van 450 jaar na de beeldenstorm. Jan Arentz was een prediker die in het jaar 1566 in het Minderbroedersklooster opriep tot verzet tegen de katholieke kerk. De Spaanse koning Phillips II stuurde hertog van Alva om orde op zaken te stellen in ons land en stelde als rechtbank de Raad van Beroerten in.
Evert ten Hove
Hij zag tijdsverloop door de vingers waar
vroeger melkfleshalzen tussen konden.
Maar deze waren leeggespoeld en bewaard
in de herinnering die zou resten.
De melk werd ijs en de kar werd salon
en in alle rust waren zijn woorden
als boter bij de vis voor luisteraars
op het onvervalste leugenbankje.
De binnenstad, waar zijn Hollandse naam
in het Italiaans nagalmt, werd zijn
nieuwe speeldomein voor nieuwsgierigheid
en voeding voor zijn plezierverhalen.
We zullen hem lang in ons geheugen
fietsend zien rondgaan, spiedend naar uitleg
dat het leven hem eenvoudig met de
antwoorden tevreden wist te stellen.
Harderwijk, 23 september 2016
Stadsgedicht ter nagedachtenis aan Evert ten Hove. Hij was vroeger melkboer en had later een ijssalon Everto in de binnenstad. Hij was een markant persoon in Harderwijk en voelde zich nauw verbonden met het verleden en het heden van de stad. Evert ten Hove overleed op 20 september 2016.
Apollo
Toen de god Apollo zijn muzen bij
de hand nam, kon hij niet verwachten dat
hij ooit zou worden aangeroepen met
Brummans kreet ‘U zult nog van ons horen’.
‘Sonnet aen Apollo en de muzen’,
van Anna Roemers, voor een huwende
burgervader en diens bruid, lag onder
stof met Brincks’ Liber Amicorum.
Maar dit gedicht leek de onvermoede
bron voor Harderwijker rederijkers
in hun literaire onderkomen.
En vele pelgrims van dichtersbloede
ondernamen bedevaarten naar de
kamers van Apollo’s dichtersgilde.
Harderwijk, 24 september 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van 30 jaar bestaan van de literaire en culturele stichting Apollo.
De aankondiging ‘U zult nog van ons horen’ van Michel Martinus (Joz Brummans) was o.a. het startsein voor de oprichting van Apollo. Het gedicht ‘Sonnet aen Apollo en de muzen’ schreef Anna Roemers ter gelegenheid van het huwelijk van oud – burgemeester van Harderwijk Ernst Brinck en de Joffer Gelia van Keppel op 21 oktober 1623. Het Liber Amicorum was een verzameling boekjes van diezelfde burgemeester Ernst Brinck, waarin opdrachten, verzen en handtekeningen van bekende mannen en vrouwen van zijn tijd waren opgenomen. Tenslotte komt in het Over – Veluwsch Weekblad van 9 mei 1857 voor het eerst een bericht voor over de Rederijkerskamer Apollo (bron: ’10 jaar Apollo’).
Station Harderwijk
Nu het verleden uitgezwaaid uit het
zicht verdwijnt, rangeert het heden onze
hoop langs de draden van een bestemming.
Zo gaat dat met de vergankelijkheid.
Slechts herinneringen blijven achter
op het perron, waar een hunkering nog
even naspoort tot weer een volgende kus
een déjà vu omarmend binnenhaalt.
Tussen Jan van Nassaukazerne en
Nachthok vliegt de nostalgie uit de bocht.
‘De rode hoed’ ziet zijn lot verschijnen
bij een stille dood van een oude eik.
Echter nieuwe verwachtingen zingen
bij aankomst door hun vreugde heen:
‘We have all been here before’, want afscheid
en weerzien blijven onveranderlijk.
Terwijl de moderne tijd liftschachten
vult en hemeltrappen laat bestijgen,
neemt de oude glorie weemoedig maar
ook voorgoed ‘de rode hoed’ voor ons af.
Harderwijk, 16 september 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de opening van het nieuwe station in Harderwijk. Het oude stationsgebouw werd vanwege kleur en vorm in de volksmond ook wel ‘de rode hoed’ genoemd. ‘Uit de bocht vliegen’ verwijst naar de scherpe bocht in het spoor richting Ermelo.
California dreaming
Op zo’n winterdag, de bladeren bruin
en de luchten grijs, gistte de natuur
met de lente in het verschiet. Daar in
de kou van het voormalig ‘MOB complex’.
Het pand leek ten dode opgeschreven
nadat het garnizoen zich had terug-
getrokken. In de leegte van zinloosheid
ontkiemde een broedplaats tot kraamkamer.
De soep van California en het
rubber van Hevea zijn vergane
glorie in de start-ups van urbane
tijden, slechts gefermenteerd in beelden.
‘California dreaming’ als stap naar
het nieuwe avontuur. Ondernemers
die nu ‘de golden state’ betreden en
denkend aan toen, ‘On such a wintersday’.
Harderwijk, 15 september 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de opening van het pand California Creatieve Industrie. Het gedicht is ook een knipoog naar de gelijknamige song van John Phillips, gezongen door The Mama’s & The Papa’s als ode aan de creatieve vrijheid van de staat California in de jaren ‘60 van de vorige eeuw.
Onderdak in taal
Hij wilde het Wolderwijd met woorden
inkleuren maar het was met geen pen te
beschrijven. Zowel uit bewondering
als uit zijn onvermogen en schaamte.
Hij wilde de stadsmuur voor eeuwig vast-
leggen maar kreeg geen letter op papier
en wat verder bleef was zijn dolende
onzekerheid door de straten van taal.
Hij wilde de sagen en legendes
als ‘Blauwe Gerrit’ en ‘Witte Wieven’
van de Veluwe lezen maar deze
waren plaaggeesten in zijn zwerftochten.
Met zijn vingers probeerde hij tekens
te decoderen om te zien wie hij
kon zijn en waar hij wilde zijn. Hij vond
tenslotte onderdak in het Taalhuis.
Harderwijk 5 september 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de ondertekening van het convenant Taalhuis. Het Taalhuis ondersteunt inwoners die moeite hebben met spreken, lezen of schrijven.
In memoriam Nel Gerritsen
Haar stem schalt in de openbaarheid na.
Al kwinkslaand met verwondering viel haar
lichte sarcasme ten deel als bleek dat
oprechtheid ons weer eens voor de gek hield.
Maar diep in haar hart woelde de pijn van
elk verborgen verlies en stille strijd.
Zij liet zich wegcijferen totdat zij
in haar laatste adem de lof verkreeg.
Haar levenswerk laat zich vastleggen als
maximale aandacht voor minima.
Wat rest is nu een lege stoel die met
recht als eeuwig statement blijft voortbestaan.
Harderwijk 13 augustus 2016
Stadsgedicht ter nagedachtenis aan Nel Gerritsen, die zich gedurende haar leven heeft ingezet voor de minima in Harderwijk. Ze woonde vrijwel elke gemeenteraadsvergadering bij. En voorzag het debat op de publieke tribune soms van kenmerkend commentaar. Nel Gerritsen overleed op 12 augustus 2016.
Dichters onder elkaar
Jong van geest dwalen dichtersharten door
de klas en in de wereld van hun tijd
jongleren oude dichters verderop
met hun gedachten, dromen en woorden.
Ineens krijgt Hanze andere nuan-
ces, net als de oude stad en Hierden.
Ze ogen jonger, Jetje en Stientje.
Historie wordt het Harderwijk van nu.
Een palet van poëzie in de dop
wacht op het mengen van de kleuren van
verleden, heden en toekomst, met als
resultaat een stilleven van de tijd.
Harderwijk, 15 juni 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de presentatie van de bundel ‘Dichter in de klas. Harderwijker poëzie van jonge en minder jonge stadsdichters’.
Notaris in de kern
Toen Wemes, Weber en Scheiberlich zich
lieten verleiden tot het verlijden
van een akte voor naamsverandering,
was de maatschap in de kern beklonken.
De erflaters werden testamentair
geëerd en de culturele waarden
werden al notarieel vastgelegd
in de vezels van hun nalatenschap.
De versleten ruggen van wetboeken
en eikenhouten jurisprudentie
dienen alreeds als decoratieve
lambrisering in een moderne tijd.
Een halve eeuw passeren personen,
families en onroerende zaken
de Minderbroederslaan, alwaar inkt en
handdrukken afspraken vereeuwigen.
Harderwijk 15 juni 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van Kern notarissen, het kantoor dat zich door de jaren heen belangeloos heeft ingezet voor de culturele beleving in de stad.
Langs de Ooster Mheenweg
Tussen Mheenlanden en Drielanden, in
deinende stilte van het Wolderwijd,
waar ooit zeemeeuwen meerkoeten werden
en langs het Randmeer, waar nu rietkragen
vergane scheepsverhalen tussen het
oude en nieuwe land uitzwaaien,
stuur ik, komend van Stientje van Hierden
richting de Boulevard aan het Randmeer,
mijn rijwiel langs grazende verbazing.
Aan de kade bij het Waterfront wacht
het vissersvrouwtje in versteende hoop
op elke thuiskomst van haar geliefden.
Harderwijk, 13 juni 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de officiële ingebruikname van het fietspad Mheenlanden.
Herdenken
Beladen namen, plaatsen en feiten
zijn diep weggestopt of verdrongen. Ze
zijn gedocumenteerd in ons verdriet
en worden pas zichtbaar bij herdenken:
de verwoeste kerk aan de Smeepoortstraat,
de barmhartige zusters van Pius,
de verdronken vluchten van vliegeniers
en Joden weggevoerd naar Sobibor.
De graven zijn stille getuigen en
versteende resten van moedig verzet.
Verlorenen zijn uitgezwaaid en monddood,
alleen hun nalatenschap blijft bij ons.
Hier en daar duiken elk jaar in stilte
namen van helden op die we even
vergaten maar nooit zullen vergeten
als ze uit hun verleden zijn bevrijd.
Wij verbergen uit schaamte ons gehuil
in de ruïnes van onze onmacht.
Of beseffen wij dat wij in staat zijn
de beschaving met voeten te treden?
Stadsgedicht ter gelegenheid van dodenherdenking 4 mei 2016
Paviljoen Walhalla
Het Hanzebaken flonkert in het licht
en aan de voet opent een paradijs
kleurrijke beschutting tegen verge-
ten stormen en stuwende brandingen.
Buiten de vesting langs de Stille Wei
verlicht de zon zomerse idylle.
Geuren en klanken lonken strandgasten
en hun opwinding joelt aan het water.
De plaatselijke gene opent zich
en blije bewoners bronzen hun huid.
Afspraken worden gemaakt voor morgen
als opnieuw een zomeravond hen wenkt.
In de avondschemer als iedereen
blote voeten woelt in het witte zand,
nemen de zwanen het meer weer over
terwijl de oude stad de slaap opzoekt.
De avond maakt zich op voor de nacht als
ook de gasten zich zullen verkleden.
In het paviljoen klinken vocalen
van plezier en odes aan het leven.
Harderwijk, 26 april 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de heropening van het paviljoen op het strandeiland. Het paviljoen heeft de naam Walhalla.
De verbeelding afgeslagen
Langs de kade aan de voet van De Hoop
en vlakbij de helling van de scheepswerf
ruikt de nieuwe visafslag als vanouds:
hout, teer en een vleugje golvend water.
Het nieuwe bouwwerk met botterloods heeft
vaste voet aan wal. Niet meer de vis maar
de verbeelding wordt er afgeslagen.
Met haring en paling als folklore.
In de botterloods laveert verlangen
in een zee van fictie en heldendom.
Ook de vissers aan de kant hengelen
naar verhalen die ooit zijn afgemeerd.
Ergens in ons huist de beleving dat
de visafslag weer onontbeerlijk is.
Alleen wat weg is, vertelt ons of de
fantasie in onze traditie past.
Harderwijk, 16 april 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de opening van de nieuwe Visafslag met Botterloods.
HK13tv
De lenzen openen de geheimen
achter vestingmuren en stadspoorten.
Nieuwtjes, roddels en oude legendes
komen ineens in een lokaal vizier.
Gearchiveerde en bewegende
beelden worden becommentarieerd.
Mijn leefomgeving krijgt nu iets fictiefs
en zelfs de tijd is manipuleerbaar.
Het plaatselijk nieuws komt herkenbaar langs
en mijn stadgenoten krijgen hun roem.
Hun onwennige onbevangenheid
wordt via de ether geregistreerd.
De aftiteling kondigt al zappend
een alledaagse werkelijkheid aan.
Harderwijk, 12 maart 2016
Romeo en Julia in reprise
Af en toe laat Shakespeare zijn drama zien,
verkleind tot Harderwijker perspectief.
De hartstocht van Romeo als visser,
soldaat of een Belgische vluchteling.
Het leven van de één deinst met de zee,
terwijl zijn liefde ver voor anker ligt.
De ondeugd van de ander is ommuurd,
terwijl zijn liefde om vergeving schreeuwt.
De vergeten soldaat houdt eenzaam wacht,
terwijl zijn liefde onbeantwoord blijft.
De vrijheid van de vluchteling verdwijnt,
terwijl zijn liefde is geïnterneerd.
Het zijn de hoop en stille verlangens
die Julia nimmer hebben bereikt.
Want het devies was dat het Romeo
zou berouwen zijn liefde te houden.
Harderwijk, 14 februari 2016
Stadsgedicht in het teken van Valentijnsdag en geïnspireerd op ‘De afgunstige’, één van de ‘Hedendaagsche lofdichten op Harderwijk’ van 15 juni 1916. Het gedicht, opgenomen in de uitgave ‘Van zevensnor en stekelbaarzenbloed’ had betrekking op het verblijf van Belgische vluchtelingen in het interneringskamp bij Harderwijk tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Dat gedicht luidt:
‘De afgunstige
Dwaze Belgen trouwen
Harderwijker vrouwen;
’t Zal hun eens berouwen
Die te moeten houwen.’
Podiumspekatkel
Hij zag het zo voor zich, kijkend vanuit
zijn huis met uitzicht op het Kloosterplein.
Achter zijn eigen muur verrees een stad
uit vervlogen tijd in miniatuur.
Hij zag zijn verbeelding gekostumeerd.
Het werkvolk dat kroop voor notabelen.
Een strijd tussen respect en verachting,
genegenheid en betaalde liefde,
tussen zwoegen en zwelgen en tussen
mededogen en onverschilligheid.
En zo kreeg zijn spektakel kleur en vorm.
Boten, kroegen, soldaten en vissers.
Hoge heren en brutale hoeren.
Het lied van verleiding galmde over
de daken van de stad, gedragen door
het klassieke commentaar van het koor.
Zijn trots klom als een sirene, sierlijk
dansend langs de gevels van nostalgie.
Koninklijk begeleidden vier grote
paarden zijn droom naar de realiteit.
En zo gleden verleden en heden
in een overweldigend slotakkoord
in elkaar over en wat restte was
een klaterend applaus als een toegift.
Harderwijk, 12 februari 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van de verkiezing van Fred Kappers als Harderwijker van het jaar 2015.
Mijn stad
Op moderne plaveisels van de Markt
tekent het verleden zich voor mij uit.
Straten, stegen en stadspleinen sturen
mij door de kronieken van een vesting.
Telkens luidt de klok van de oude kerk
nieuwe ingebeelde prenten voor mij.
Ergens hoor ik spelende stemmen op
kleine kinderkoppen van de Vischmarkt.
Binnen statige stadsmuren blijven
de gekruide avondgeuren hangen
tot de late nacht en elke ochtend
ontwaakt de stad in haar verborgen aard:
zij staat op als een vissersvrouw, echter
haar zonen zijn geen vissermannen meer.
En dat bewaarde verlangen prikkelt
de geest in onze idylle van nu.
Als vanouds worden gasten ontvangen
en hun verhalen, jong en oud, komen
later afgestoft op het toneel, waar
ik slechts een voetnoot en een passant ben.
Harderwijk, 28 januari 2016
Stadsgedicht ter gelegenheid van mijn installatie als Stadsdichter van Harderwijk.
Herinnering aan een watersnood
Op een foto begin vorige eeuw,
toen de Zuiderzee onstuimig tegen
de zeeberen beukte, staart een meisje
uit de Kromme Oosterwijck langs een muur.
Een gebroken muur als laatste houvast
tegen de geseling van windvlagen.
Haar wezenloze blik is ontdaan van
alledaagse zorg en bekommernis.
Ze ziet de littekens die de storm op
de vertrouwde gevels heeft geslagen.
De Donkerstraat en Smeepoortenbrink staan
blank, net als de bomenrij op de Bleek.
Ongewenst heeft het water, dat altijd
gaf en nam, geborgenheid betreden.
Wat rest zijn laatste herinneringen
in overgeleverde verhalen.
Harderwijk, 14 januari 2016
Gedicht ter gelegenheid van de herdenking van de watersnoodramp in Harderwijk in de nacht van 13 op 14 januari 1916.
Informatie over deze stadsdichter
Van 28 januari 2016 tot 3 februari 2019 was Wietse Hummel de stadsdichter van Harderwijk.
Hij is geboren op 8 augustus 1959 in Harderwijk. Toen hij een paar maanden oud was verhuisde het gezin naar Marknesse in de Noordoostpolder. Daar groeide hij op tot zijn 12e jaar en daarna vertrok het gezin naar Emmeloord. Toen Wietse 20 jaar was verhuisde hij zelf naar Elburg en in 1983 kwam hij terug in Harderwijk. Daar woont hij nu nog steeds. Hij is getrouwd en heeft een dochter.
Wietse Hummel was werkzaam bij gemeentelijk samenwerkingsverband Meerinzicht als communicatieadviseur. Andere Harderwijkers kennen hem ook als acteur van de Theaterwerkplaats Harderwijk, waarvan hij tevens één van de medeoprichters is.
Hij dicht al vanaf zijn 13e. Gedurende de afgelopen jaren zijn gedichten van zijn hand in verschillende verzamelbundels opgenomen. In 2001 kreeg zijn gedicht ‘Langs de lijn’ naast inzendingen van andere dichters een eervolle vermelding in het thematische verzamelbundel ‘De dagen hangen in mijn ogen’, uitgegeven door Concept. Verder is zijn werk ook gepubliceerd in verzamelbundels van de uitgeverij De Vleermuis.
Zijn werk wordt gekenmerkt door een lyrische stijl met gebruik van metaforen in een vaste en regelmatige vorm. Als stadsdichter ziet Wietse Hummel zich als een poëtisch chroniqueur van de lokale geschiedenis van Harderwijk.
Verder schrijft hij ook verhalen en columns. Voor meer informatie over zijn werk kunt u terecht op zijn weblog www.eenwitz.com.
Copyrights van de stadsgedichten van Wietse Hummel behoren tot Eenwitz (Wietse Hummel). Niets van deze stadsgedichten mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Wietse Hummel.
