Er is een droom waarin een bastion
tevoorschijn komt als een bolwerk
tegen dreigende zondagsnering.
Verbeten treurspeldialogen
sneren over en langs elkaar heen,
in een arena als podium.
Een ballet van stervende zwanen,
deint in het virus van overmoed.
Een requiem over zeeverhalen
echoot over afgegraven oevers
langs de Boulevard van nieuwe dromen.
Een traan blinkt bevroren zonder zich echt
te laten gaan en het wordt donker.
En dan spatten zonden en schaamte
als vonkenregen uiteen boven
een nachtelijke uitbundigheid.
Ze stonden op springen toen de poorten
naar de nieuwe tijd openzwaaiden.
De stad laat zich zien in gloeiende
vreugdevuren als voorbeden op weg
naar het levenslicht met nieuw elan.
Het oude jaar buikt uit in een nieuw en
als dampen afkoelen tot flarden dauw,
die als een deken onze slaap omhult,
houden watervogels beschut de wacht
onder de brug bij de Diepe Gracht.
De horizon aan het Wolderwijd wil
zich nog lang niet laten wekken.
Maar het gaat langzaamaan beginnen.
Harderwijk, 14 januari 2018
Stadsgedicht aan het begin van het nieuwe jaar, voorgedragen tijdens nieuwjaarsreceptie van literaire kring Apollo. In de eerste strofe wordt teruggeblikt op een aantal gebeurtenissen in het afgelopen jaar: het verdwenen bastionblok bij werkzaamheden Waterfront, de discussies over koopzondag en over de stad als podium en de voortgang van het theater, de vogelgriepvirus dat een aantal zwanen trof en de afronding van de nieuwe Boulevard.