De visser

De Zuiderzee blonk als een spiegel aan de kade,
botters dreven rustig aan een pier.
Het was zondag, de dominee sprak over Gods genade,
het was nu vredig hier.

Het was maandagochtend en nog donker.
De vissers maakten zich op om te gaan.
De maan was verscholen achter de wolken,
mannen liepen af en aan.

Het gerucht ging door de stad
dat er slecht weer zat aan te komen,
maar toen was het nog bladstil.
Slechts een ziener had van de storm vernomen.

De schippers zijn toch uitgevaren.
Nog nooit waren hun netten zo vol vis
als toen de eerste golven braken:
de voorbode van duisternis.

Niet te beschrijven, de storm die toen is losgebroken.
Het was of Gods toorn in alle hevigheid ontstak.
Neptunus heerste met z’n drietand over de golven,
het was of de wereld in tweeën brak.

Gelukkig zijn vele mannen veilig thuisgekomen,
enkelen lieten die nacht hun leven op zee.
Als u vandaag door Harderwijk heen loopt,
loop dan een aantal passen met hen mee.

Geert Zomer,
de Stadsdichter van Harderwijk

25 augustus 2012
*ter gelegenheid van de Harderwijker Visserijdagen.